2015 is het Vincent van Gogh jaar en eind december komt daar dus een einde aan. In het kader daarvan hebben we vrijdag 4 december een bezoek gebracht aan het Noord Brabantse Museum om daar de tentoonstelling te zien met werken gewijd aan de Brabantse periode van deze bijna heilig verklaarde Nederlandse schilder, waarom heen een ware merchandising is ontstaan.
Dit is waarschijnlijk de oudste foto van Vincent van Gogh
Vincent werd op 30 maart 1853 in Zundert geboren in het huis gelegen aan de Markt 26. Zijn vader was net als diens vader predikant. Hij was getrouwd met Anna Cabanter. Een jaar voór de geboorte van Vincent hadden zijn ouders een jongetje verloren.
rechts een foto van Vincents moeder.
De vader van Vincent "de knapper dominee"
Vincent blijft tot 30 september 1864, maar naar het schijnt bezit hij ruwe taal en is zijn gedrag niet passend bij een domineesgezin. Dat gezin is inmiddels uitgebreid met nog eens 5 kinderen, waaronder zijn broer Theo, met wie Vincent zijn hele leven een bijzondere band heeft. Om hem te beschermen voor deze slechte invloeden van de Zundertse jeugd moet hij op 1 oktober 1864 naar de kostschool gelegen aan de Stationsstraat 16 in Zevenbergen. Deze school wordt geleid door meester Jan Provily. Gelukkig voor Vincent komt daar op 31 augustus 1866 een einde aan. 15 september 1866 gaat hij naar de HBS in Tilburg die toendertijd lag aan het Stadhuisplein 130. Hij woont bij de familie Hannik, die aan het Sint Annaplein 19 een kosthuis runnen.
De Markt in Zundert - een aquarel van .
19 maart 1868 komt hij weer bij zijn ouders wonen, waarschijnlijk is er geen land met hem te bezeilen. Op aanraden van Oom Vincent, een broer van zijn vader die zich opgewerkt heeft tot een erkend kunsthandelaar en peetom van Vincent, gaat hij 8 augustus 1969 naar Den Haag waar hij een plaats krijgt als leerling-kunsthandelaar bij de firma Goupil. Deze kunsthandel is gelegen aan de Plaats 14, zelf woont hij in het kosthuis van de familie Roos aan de Lange Beestenmarkt 32.
Opvallend is dat Vincent geen tekening noch schilderij van zijn vader heeft gemaakt; er is wel deze tekening van zijn opa ook Theodorus geheten. Hij omschrijft deze man als een nare, koude man.
In 1872 begint de correspondentie met zijn broer Theo, die 1 januari 1873 naar Brussel gaat om te gaan werken in het filiaal van de kunsthandel Goupil.
Vincent gaat in juni 1873 naar het Londens filiaal van Goupil gevestigd aan de Southhampton Street 17 en woont vanaf augustus in het kosthuis Loyer aan de Hackford Street. Hij wordt daar verliefde op de dochter van zijn hospita, maar deze is al verloofd met een andere kostganger en Vincent raakt in een depressie.
In 1874 werkt hij korte tijd op het hoofdkantoor van Goupil in Parijs, maar zijn depressie houdt aan en 1 april 1874 wordt hij ontslagen en zijn oom Vincent is zo teleurgesteld over Vincent dat hij zijn handen van hem aftrekt.
Oom Cent ( Vincent ), de kunsthandelaar.
De zomer van 1874 brengt hij bij zijn ouders door in hun woning aan de Torenstraat 47 te Helvoirt.
Ook de Kerstdagen van 1874 brengt hij bij zijn ouders door en vertrekt daarna voor korte tijd naar Londen om er tot 15 mei 1875 te werken in het Londense filiaal van Goupil. Hij heeft er een kamer op Kennington Road 395.
Opnieuw probeert hij een tijd door te brengen in het Parijse filiaal van Goupil in de Rue Chaptal 9. Waar hij in deze periode die duurt tot 4 april 1876 weten we niet.
Hij keert even terug naar Nederland en reist via Etten naar Ramsgate in Engeland, waar hij op 17 april 1876 les gaat geven aan een kostschool gelegen aan de Royal Road nr. 6. Zelf verblijft hij in een vervallen woning aan Spencer Square 11.
Het interieur van de Haagse vestiging van kunsthandel Goupil & Co.
In juni 1876 werkt hij korte tijd in Isleworth bij meester William Stokes in Linfield House, maar gaat al snel werken als assistent van dominee Thomas Slade-Jones, die aan de Twickenham Road 160 ook een kostschool heeft. In de hoedanigheid van hulpdominee bezoekt Vincent regelmatig kerkjes. Op 4 november 1876 houdt hij zijn eerste preek.
Maar ook hier houdt Vincent het niet uit en vertrekt weer naar Nederland waar hij van 31 december 1876 tot januari 1877 in Etten verblijft in de pastorie van zijn ouders aan de Roosendaalse weg 4.
In januari 1877 gaat hij naar Dordrecht om er te werken in de boekhandel Blussé van Braam gelegen aan de Voorstraat 256 tegenover het Scheffersplein. Hij heeft een kosthuis bij grutter Rijken aan de Tolbrugstraat. Reeds in mei 1877 beeindigt hij deze werkzaamheden en gaat naar Amsterdam om er zich voor te bereiden op de studie Godgeleerdheid. Hij woont in bij zijn "Oom Jan " directeur van de marinewerf aan de Grote Kattenburgstraat 3. Hij krijgt privé lessen van M.B. Mendes da Costa in Latijn en Grieks.
Niet ver daar vandaan aan de Prinsengracht 168 woonde zijn nicht Kee Vos-Stricker, een weduwe op wie hij verliefd werd. Haar vader dominee Stricker woonde op de Keizersgracht 69.
Deze stelde Vincent in dit huis een studiekamer ter beschikking. Vincent kastijdde zichzelf met een knuppel en sliep op de grond om zich goed te kunnen concentreren, maar desondanks lukte de studie Latijn en Grieks minimaal.
In juli 1878 verblijft hij weer aan de Roosendaalseweg 4 in Etten bij zijn ouders; helaas is deze pastorie verdwenen.
In juli 1878 gaat hij met zijn vader en dominee Slade-Jones uit Ramsgate naar Brussel om er leden te bezoeken van een Zendingscomité. Van 25 augustus tot november 1878 volgt hij een korte opleiding in Brussel bij dominee Bokma, die daar een zendelingenschool heeft. Aansluitend verblijft hij weer een maand bij zijn ouders.
In deze periode is hij zeer creatief en maakt veel schetsen en tekeningen, daarbij geinspireerd door Rembrandt en Millet.
In deze periode raakt hij bevriend met een jonge schilder Anthon van Rappard en ook ontvangt hij voor het eerst geldelijke ondersteuning van zijn broer Theo.
In 1883 schilderde deze Anthon van Rappard dit werk " Tegelschilders ".
Theo van Gogh de broer van Vincent in 1888 gefotografeerd.
Eind 1878 verblijft hij weer een maand bij zijn ouders in Etten, om daarna op 26 december te vertrekken naar de Borinage. Hij gaat daar als lekeprediker werken onder straatarme mijnwerkers en woont in het gehucht Pâturages in de Rue de l'Eglise 39 bij marskramer Van der Haegen. Daar blijft hij tot januari 1879 om vervolgens naar Wasmes te vertrekken, waar hij woont bij bakker Denis aan de Rue du Petit Wasmes. Hij preekt er in het protestanse tehuis genaamd "Salon de Bebé en leeft in grote armoede in een hutje.
Hoewel hij zijn best doet moeten de mensen Vincent niet en hij wordt dan ook ontslagen als hulppredikant. Ten einde raad gaat hij te voet naar Brussel. In augustus van 1879 ontmoet hij daar dominee Pietersen en gaat vervolgens te voet naar het plaatsje Cuesmes in de Borinage.
In het plaatsje Cuesmes woont hij op twee adressen te weten aan de Rue du Grand Marais 8 en aan de Rus du Pavillon 8 in het kosthuis van mijnwerker Decrucq.
Een van de huizen in Cuesmes waar Vincent van Gogh verbleef.
In het huis Maison du Marais is nu een permanente tentoonstelling gewijd aan het werk van Vincent, waar werken hangen die hij hier gemaakt heeft.
Hij heeft inmiddels zijn ware roeping ontdekt namelijk kunstschilder te worden, zeggend dat hij daarmee ook een bijdrage kan leveren
aan het geluk van de mensen.
Dit is een tekening van mijnwerkers op weg naar hun werk.
In maat 1880 maakt hij een voettocht door het departement Le-Pas-de-Calais om in Courrières de schilder Jules Breton te ontmoeten, maar staande voor diens huis durft hij niet aan te kloppen en verlaat deze plaats.
Hij verblijft nog een half jaar in Brussel nl. van oktober 1880 tot 12 april 1881, waar hij woont aan de Zuidlaan nr.72 en zich verder bekwaam in het maken van tekeningen.
Aansluitend verblijft hij tot november 1881 bij zijn ouders in Etten in de inmiddels verdwenen pastorie en gaat 28 november 1881 naar Den Haag. Daar krijgt hij een relatie met Christine Hoornik, een arme vrouw met een alcoholprobleem, die voorheen een prostituee was. Hij huurt twee etages om ruimte te bieden aan deze Sien. De relatie houdt echter niet lang stand en Sient pakt haar leven van prostituee weer op.
Eind 1881 gaat hij drie weken in het atelier van Anton Mauve - die getrouwd was met zijn nicht Jet Carbentus - en ziet daar werken van beroemde andere schilders die behoorden tot de Haagse school. zoals de gebroeders Maris, Mesdag, Breitner en Israëls. De invloed van Mauve is veel groter dan eerste werd aangenomen. Van hem neemt hij thema's als spitters, aardappeleters en houtverkopers over.
Tijdens zijn verblijf is hij vaak te vinden bij boekstalletjes o.a. die van David en Jozef Blok aan het Binnenhof. De laatste heeft voor hem geposeerd en Theo Mesker heeft deze boekenstal ook op een schilderij vastgelegd. Vincent kocht hier reproducties van bekende schilderijen.
In 1883 verbreekt Vincent de relatie met Sien, verlaat Den Haag en gaat naar Drente. Op 11 september komt hij aan in Hoogeveen. Zijn broer Theo had hem op deze provincie attent gemaakt omdat de Duitse schilder Max Lieberman iedere
jaar in de zomer kwam om te schilderen. Theo betaalde de treinreis van Den Haag Centraal naar Hoogeveen. 18 dagen verbleef Vincent bij de logementhouder Albertus Hartsuiker aan de Presserstraat, waar hij een zolderkamer had. Daarna betrok hij een kamer in de herberg van Scholte op de hoek van de Scholdijk in Nieuw Amsterdam, waar hij met de trekschuit heenging. Gedurende zijn verblijf in Hoogeveen legde hij zich toe op het schilderen van landschappen en figuren.
Landschap in Drente geschilderd door Vincent van Gogh tijdens zijn verblijf in deze provincie gedurende 11 september 1883 tot 30 november 1883.
De Ophaalbrug in Nieuw Amsterdam.
Op 4 december 1883 ging hij weer terug naar Hoogeveen om daar de volgende dag de trein te nemen richting Nuenen, waar zijn ouders woonden in de pastorie. Veel van de werken op deze tentoonstelling dateren uit de Nuenense periode.
In die tijd was het standsverschil en de afstand tussen rijk en arm veel groter dan nu en de plaatselijke inwoners van Nuenen woonden in armzalige huisjes of liever hutje, zoals Vincent op onderstaand werk laat zien.
In Nuenen heeft Vincent een kwart van zijn schilderijen en tekeningen gemaakt. Hij werkte dus als een bezetene.
Met zijn werk ging het dus goed, maar de verhouding met zijn vader was erg slecht, omdat Vincent zich niet meer kon vinden in het geloof van zijn vader en het geloof een privé kwestie vond. Beide mannen waren erg opvliegend en de discussies eindigden meestal in enorme ruzies. Maar ook werden de escapades van Vincent op liefdesgebied door zijn vader altijd met argusorgen gevolgd en bijna altijd afgekeurd bv. zijn omgang met Margot Begeman. Zij had de moeder verzorgd na haar val, waarbij die een been brak. Vincent en Margot werden verliefd, maar beide families waren fel gekant tegen deze verhouding en de zenuwachtige Margot raakte daardoor in een depressie en deed een zelfmoordpoging. Vincent vond haar en bracht haar direct naar een dokter. Om verder te herstellen van deze zelfmoordpoging bracht de familie haar naar Utrecht.
Vincent maakte lange wandelingen door het landschap rondom Nuenen, maar ook bv. naar Eindhoven, waar hij materialen kocht bij Baijens Deze laatste bracht Vincent met een viertal jongemannen uit Eindhoven die zich ook bezig hielden met schilderen; hij nam ze onder zijn hoede en gaf ze enige tijd les. Van deze vier zijn schilderijen bewaard gebleven.
Een van deze vrienden was Anton Kerssemakers, waarvan hier onder een afbeelding van een werk van deze amateurschilder.
Daaraan kwam een einde toen Theodorus van Gogh plotseling overleed in 1885.
Willem van de Wakker van beroep telegrafist, behoorde ook tot het groepje van vier dat schilderslessen van Vincent kreeg. Hij heeft in een interview in 1927 verteld over het tot stand komen van het schilderij De Aardappeleters.Hij heeft het gezin De Groot vastgelegd bij hun maaltijd onder een lamp.
De derde vriend was de gefortuneerde en verzamelaar van kunstvoorwerpen en antiek Antoon Hermans, die bevriend was met de architect Pierre Cuypers. Vincent mocht van hem een aantal voorwerpen lenen voor het schilderen van zijn stillevens. Zelf schilderde hij in een academische stijl.
Dit is een werk van Antoon Hermans die via dxe verfhandel Baijens in Eindhoven in contact kwam met Vincent van Gogh. Hij stierf 29 augustus 1897 in Roermond.
De vierde vriend was Dimmen Gestel, die aan de Rijksacademie in Amsterdam Vincent van Gogh leerde kennen. De vader van Dimmen had een steendrukkerij in Eindhoven. Van Gogh haalde er wel eens zware inkt en zag er wat werken van Dimmen en nodigde Dimmen via zijn ouders uit om lessen bij hem te nemen.
Hij schilderde hoofdzakelijk landschappen en Brabantse interieurs. Overleed op 30 juni 1945 in Eindhoven.
Onderstaand schilderij van Dimmen Gestel laat een versteltster zien in een brabants interieur.
Ik heb al eerder gememoreerd dat deze twee jaren dat hij in Nuenen verbleef de creatief vruchtbaarste periode van zijn leven was. Hij maakte hier meer dan 500 werken en hij ontdekt dat hij emotie en expressie aan de zichtbare wereld moest toevoegen, naast het feit dat hij de boodschap die hij in zijn werken wil overbrengen belangrijker vindt dat de vorm ervan. Hij wil de oprechte gevoelens van de arme zich afbeulende boerenmensen tot uitdrukking brengen. En dat hij dat alleen maar kan doen via de kleuren in zijn schilderijen.
De ruimte naast de pastorie waar zijn ouders woonden, wordt op den duur te klein voor Vincent, die op zijn schilderwandeltochten enorm veel spullen meeneemt. In mei 1884 kan hij bij de katholieke koster Johannes Schafrat een groter atelier huren en als zijn vader plotseling overlijdt, gaat hij er ook wonen. Helaas werkt ook de katholieke geestelijkheid hem tegen in het vinden van modellen; ja ze betalen zelfs deze mensen om ervoor te zorgen dat ze niet voor Vincent poseren.
Hoewel hij bevrijd was van de godsdienstige druk van zijn vader, was deze tegenwerking voor Vincent mede aanleiding om Nuenen te verlaten en naar Antwerpen te verhuizen. Op 24 november 1885 deed hij dat daadwerkelijk en Vincent heeft daarna nooit meer een stap op Nederlandse bodem gezet.
Wat de muzikale smaak van Vincent was weten we niet; in zijn werken en brieven zijn er slechts enkele verwijzingen naar muziek te vinden.
Waarschijnlijk is het schilderij "Man met korte benen en lange jas" een zanger uit Nuenen; we kunnen dit zien aan zijn handen en mond. We weten dat Vincent muziek-en pianolessen heeft gevolgd bij Hein van der Zanden; de organist-dirigent van de Catharinakerk in Eindhoven. Van hem was bekend dat hij bijna iedereen muziek kon bijbrengen, maar bij van Gogh mislukte dat omdat deze accoorde beluistert als kleuren. Hij zoekt nl. naar een concrete relatie tussen kleuren en muziekklanken en vindt de zwarte vlekje van die rare noten maar niets. Ten einde raad stuurde van de Zande die vreemde man maar weg van zijn muzieklessen.
De pastorie van Nuenen bij maanlicht.
De toren van Nuenen die afgebroken is en waarvan sommigen zouden willen dat die herbouwd wordt.
Tot slot wil ik hier een foto plaatsen van de man die onverbrekelijk met Vincent verbonden was en die hem zijn hele leven geestelijk, fysiek en materieel ondersteund heeft.
Gelukkig heeft Vincent nooit geweten dat zijn broer net als hijzelf aan depressies leed en niet lang na Vincent in een enorme depressie belandde, waaraan hij is overleden.
Naast deze twee foto's van Theo van Gogh bestaan er ook een tweetal schilderijen van Vincent van Gogh met zijn broer als onderwerp. Van het een is bij nader onderzoek vastgesteld dat het geen zelfportret van Vincent is en van het andere dat hij het op een dusdanig formaat heeft geschilderd dat hij het altijd bij zich kon hebben.