Spechtiania is een blog waarin artikelen verschijnen over letterkunde, geschiedenis, muziek, politiek en actualiteit.
zaterdag 30 januari 2016
zelfportret
Dat een schilder zichzelf op zeer jonge leeftijd afbeeldt gebeurt zelden. Een van de kunstenaars die dat wel deed was de Engelse schilder Thomas Gainsborough, die tot de beroemdste schilders van de tweede helft van de achttiende eeuw behoorde en waaraan het Rijksmuseum Twente vanaf maart een overzichtstentoonstelling wijdt. Duidelijk is te zien dat hij nog veel moest leren.
Hoe hij zich op oudere leeftijd afbeeldde kunnen we zien op onderstaand portret. Hij is overigens slechts 61 jaar geworden.
daggedicht zaterdag 30 januari
Voor deze zaterdag kies ik een gedicht van de de Vlaamse dichteres Ruth Lasters die onlangs de Herman de Coninckprijs heeft gekregen voor haar bundel Lichtmeters ( + voorproefje) en daaruit kies ik het gedicht Allen. Ruth Lasters werd op 5 februari 1979 in Antwerpen geboren. Zij studeerde Franse taal en letterkunde in Brussel en woonde daarna enige tijd in Madrid en Gent. Ze behoort tot de redactie van het literaire tijdschrift De Brakke Hond. Met het gedicht Witlof won ze op 4 februari 2015 de Turing Gedichtenprijs.
ALLEN
Misschien worden wij mensen almaar ouder
uit ingebouwde hunkering om heel de doort
te ontmoeten. Misschien is inmiddels gemiddeld 80
worden hier een vergeefse, absurde poging om
eigenlijk de leeftijd van 260 te bereiken, nodig om als enkeling
heel de mensheid te kunnen groeten, gerekend één seconde per
handdruk - oogopslag. (Rekenfouten, excuus, onder meer
onze miljardenaangroei tussen nu en dan werd niet
becijferd.) Feit: we krijgen het nooit ingehaald, nooit ontmoet
één iemand allen. En was het maar dié nederlaag die hoogbejaarden
gebogen naar de grond doet lopen eerder dan
wervelslijt.
RUTH LASTERS (1979)
uit: LICHTMETERS (2015)
vrijdag 29 januari 2016
spechtje
Onlangs zag ik bij Zembla een programma over de wantoestanden in het middelbaar en voortgezet onderwijs in Nederland. Daaruit kwam naar voren dat het peil van het onderwijs steeds meer achteruit gaat en dat het de constante wisseling in de manier van het onderwijsgeven aan de leerlingen mede daartoe bijdraagt. Een van de meest funeste ontwikkelingen is "het ontdekkend leren ". De docent fungeert daarbij niet als overdrager van kennis via het oefenen, het inslijpen van de kennis, nee hij is een begeleider die moet toezien hoe de leerlingen aanploeteren om zelf tot oplossingen te komen.
Bij het vak wiskunde leidt het talige karakter van de opdrachten niet tot méér kennis, maar juist andersom. Leerlingen kunnen de simpelste opgaven niet meer oplossen, maar omdat ze niet meer geleerd hebben via de herhaling.
Universiteiten zijn genoodzaakt de eerstejaars studenten liefst één jaar bij te spijkeren op allerlei gebieden; daardoor duurt een studie die eerst 4 jaar duurde minstens een jaar langer.
De maatschappij zadelt daarnaast de scholen op met allerlei problemen die ze zelf niet weet op te lossen. Leraren raken daardoor gefrustreerd en zijn gedwongen onbetaald veel overuren te maken en velen krijgen een burnout. Het vak van leraar wordt steeds minder aantrekkelijk o.a. ook door de lage betaling.
Een instantie die zo snel mogelijk opgegeven moet worden is het schoolbestuur. Zonder verantwoordig te hoeven afleggen, nemen de dames/heren daarvan besluiten die voor het onderwijs zeer nadelig zijn. Zo presteren ze het om gelden van het ministerie die bedoeld zijn om extra leraren aan te trekken gewoon op de bank te zetten. Dat zou niet moeten kunnen, maar schooldirecteuren hebben heel weinig te vertellen. De vakbonden moeten dit zeker aankaarten bij het ministerie.
Alles bij elkaar is het geen hoopvolle toekomst die we in het onderwijs tegemoet gaan.
donderdag 28 januari 2016
zelfrportret
Onlangs bezocht ik in het Singer Museum in Laren de overzichtstentoonstelling gewijd aan het werk van de Duitse expressionistische schilder Ludwig Ernst Kirchner. Aan hem wil ik nog een langer artikel wijden, maar hier alvast een door hem gemaakt zelfportret.
Ik kom terug
Het aantal leesclubs is de laatste tijd enorm toegenomen en deze voornamelijk door vrouwen bemenste club houden zich niet alleen bezig met literatuur, maar ook met geschiedenis en filosofie. SENIA is heel slim in het gat gesprongen en stelt lijsten op van te lezen boeken en met daarbij syllabi met uittreksels en vragen die in de bijeenkomsten besproken kunnen worden. Mijn vrouw is ook lid van zo'n leesclub die al jaren in dezelfde samenstelling bij elkaar komt en is uitgegroeid tot een zeer hechte vriendinnenclub.
Meestal lees ik de boeken die de groep leest en beantwoord de vragen. Het laatste boek dat vorige week besproken is was "Ik kom terug" van Adriaan van Dis. Algemeen wordt erkend dat dit een geweldig boek is, waarin de schrijver op een niets ontziende wijze de vertroebelde verhouding tussen zijn moeder en hem beschrijft, daarbij zichzelf ook niet sparend. Hoewel het een autobiografische roman is, moeten we natuurlijk beseffen dat de schrijver de waarheid naar zijn hand zet en de werkelijkheid liegt. Zou hij dat niet doen, dan is het geen roman maar een vie documentaire en uitgangspunt daarvan moet zijn dat de waarheid verteld moet worden. Dat staat gelijk aan een biografie. waarin waarheidsvinding uitgangspunt moet zijn en niet de inkleuring daarvan door de auteur.
Tijdens het lezen krijg je begrip voor de moederfiguur die door het leven niet goed behandeld is; alleen haar jeugd in West Brabant was ze gelukkig, maar haar tijd in Nederlands Indië waarheen zij haar toenmalige man volgde, was vreselijk, omdat ze bijna altijd alleen was omringd door mannen die haar als object zagen en ze letterlijk van zich af moest slaan en tegelijk werd ze door anderen als een buitenbeentje beschouwd en dus ook buitengesloten. De relatie met haar tweede man is slecht en zij wendt zich af als hij hun kind ( de jonge Adriaan) regelmatig slaat. Dat laatste heeft hij haar nooit vergeven en feitelijk is dit boek een soort wraak op haar gedrag. Hij maakt misbruik van haar zowel lichamelijke als geestelijke toestand en weet haar allerlei geheimen uit het verleden te ontfutselen door haar te beloven een zelfmoordpil te geven.
Het is echter een zusje, woonachtig in Italië, dat overkomt en de zorg overneemt en na palliatieve sedatie resoluter optreedt door in afwezigheid van haar broer de huisarts haar moeder morfine laat toedienen, waaraan zij overlijdt. Tot op het laatst zorgt de moeder voor verrassingen bv. dat in de bewuste kist bijna niets ligt.
Ik heb de roman in één adem uitgelezen; Van Dis weet me te boeien met zijn poëtisch taalgebruik.
daggedicht donderdag 28 januari
Wie heeft er gehoord van de dichter Charles Beltjens; ik niet daarom kies ik voor deze donderdag een gedicht van de in 1994 gestorven dichter Hans Berghuis die Charles Beltjens heeft herdicht in een viertal gedichten. Hij deed dit n.a.v. het feit dat deze in 1990 honderd jaar geleden stierf. Overigens de dichter Hans Berghuis was mij ook niet echt bekend. Hij werd 12 februari 1924 in Apeldoorn geboren, verbleef in zijn jeugd in het sanatorium Homerheide en begon in deze tijd te schrijven onder het pseudoniem H.Brands, Werkte vanaf 1946 als journalist bij het Limburgs Dagblad en De Maasbode.
Naast gedichten schreef hij ook romans w.o. Pleidooi voor een zondaar ( 1952). In 1964 kreeg hij te maken met een zogenaamd Writers block die in 1984 werd beeindigd met het verschijnen van nieuwe poëzie. Tussen 1960 en 1970 schreef hij ook recensies voor de Volkskrant. Hij overleed 27 december 1994 in Heerlen.
OLYMPUS
In zingend Sittard aam de Kollenberg
daar ligt een laan, zo'n echte laan,
genaamd naar een groot poëet. Van naam
heette hij Charles. Zo heet ook de laan.
Niemand leest hem, hij schreef Fransoos
Perfect hoor, daar niet van, maar groots
en groter, grootst. Een late romantiek.
En je moest alles weten wat hij wist,
anders begreep je niet veel van heroïek.
In zijn gedichten heb ik niet zoveel gemist.
Wel dit: "Veer zee van Zittard, dèt
heurt m'n aan de kal!"Dat was een val
waar in hij niet trapte. Si-Tard was hem
liever en de hemel nooit te hoog. Het dal
kende hij te goed. De kol was hem een berg.
Hij doopte hem Olympus. Daar was Zeus niet ver.
26 FEBRUARI 1990
UIT CHARLES BELTJES HERDICHT.
woensdag 27 januari 2016
daggedicht woensdag 27 januari
Voor deze woensdag heb ik een gedicht gekozen van Tineke Vroman, die gedichten publiceerde onder de naam Georgine Sanders. Zij overleed vorig jaar, een paar maanden na haar man Leo Vroman.
HET MILENNIUM VOORSPELD - BROOKLYN BOTANIC GARDENS
Dit lang koud voorjaar kan geoogst vandaag.
Bomen nog in de knop, maar wat nu bloeit blijft na:
goudgele struiken, bruidstooi voor magnolia's.
Eenden op het water waar karpers zijn ontwaakt.
Een grote donkere vrouw loopt een ander pad.
Paasbest geklede, donkere kinderen spelen in het gras.
Bij vroege tulpen staan bezoekers uit Japan,
Ze maken foto's en poseren, om en om.
Verderop Jesjiva-jongens op een bank
stoeien lachtens, wachtend op hun boterham.
En al die kinderwagens met een slapend kind
in optocht langs de paden, omstuwd door hun gezin.
Iemand maait het gras vandaag, het ruikt zo goed.
De kindertuin is klaar, de zwarte grond geploegd,
wacht nu op kleine handen, op nieuw zaad.
Dit kruispunt van de stad, een tuin die vrede maakt.
GEORGINE SANDERS ( 1921-2015)
uit: AUTOGEOGRAFIE ( 1995)
spechtje
Hoewel we volgens een Europees onderzoek op de 5de plaats staan wat betreft corruptie, moeten we niet denken dat we een probleemloos landje zijn. Er is hier ontzettend veel mis.
Ik wil hier een aantal zaken noemen die getuigen van velerlei misstanden.
Er wordt bewust geprobeerd een onderzoek naar de omstreden deal met een topcrimineel te boycotten door het zoeken naar bonnetjes stop te zetten. Dus moet de commissie Oosting weer aan het werk. Alsof dat niets kost. De VVD komt daardoor opnieuw in een moeilijk parket, want het heeft er alle schijn van, dat het deze partij is die dergelijke praktijken toepast. Al naar gelang de uitslag wacht Rutte opnieuw een moeilijk debat.
Dan wordt nu bekend dat de top van de politie of te wel de bobo's een riant salaris verdienen, dat ver boven het ministerssalaris uitkomt. De huidige minister heeft hier te maken met afspraken die gemaakt zijn in het verleden. Je vraagt je af wie deze afspraken heeft gemaakt en dat deze bobo's daarmee accoord zijn gegaan, weten dat de gewone agent vergelijkenderwijs een hongerloontje ontvangt.
Nu schermen de heren met deze topsalarissen altijd met het adagium dat het hier gaat om brutosalarissen en dat er netto veel minder overblijft. Ze vergeten te vermelden dat de belastingzwaarte in Nederland vooral op de middeninkomens rust en dat men in Nederland al heel snel tot deze groep gerekend wordt.
Het COA is een instantie die ongetwijfeld hard werkt, maar daarnaast niet het vermogen uitstraalt om te luisteren naar de maatschappij, naar de Gemeenten, die er op aandringen, juist om draagwijdte te houden of te krijgen in de samenleving om over te gaan op kleinere mate van opvang. Laat iedere gemeente 50 asielzoekers opnemen; daar gaat iedereen mee accoord en zal de integratie van deze mensen bevorderen.
koorwerken
Talloze componisten hebben zich gewaagd aan een "Requiem ". Beroemde voorbeelden daarvan zijn Wolfgang Amadaeus Mozart, Giuseppe Verdi. Een werk wat we jammer genoeg veel te weinig horen is het Requiem van de Italiaanse componist Ildebrando Pizetti. Hij zag het levenslicht op 20 september 1880 in Parma, waar hij van zijn vader pianolessen kreeg. Van 1895 tot 1901 studeerde hij aan het in zijn geboortestad gevestigde conservatorium muziektheorie. In 1908 benoemde men hem tot compositieleraar aan het Florentijns conservatorium. Daar bleef hij tot 1924; in dat jaar werd hij benoemd tot directeur van het Milanees conservatorium en in 1936 werd hij aangezocht voor de functie van hoogleraar compositie als opvolger van Ottorino Respighi aan het Romeins conservatorium. Tot 1958 bleef hij aan dit instituut verbonden.
Naast de 15 opera's, meestal naar eigen libretti, die overigens nooit in Nederland zijn uitgevoerd, componeerde hij kamermuziek en bovenstaand requiem. Hij overleed 14 februari 1968 in Rome.
Van Bosch tot Bruegel
Afgelopen dinsdag ben ik naar Rotterdam geweest om in het Museum Boijmans van Beuningen de tentoonstelling Van Bosch tot Bruegel te gaan zien. De samenstellers van deze expositie hebben ervoor gekozen om te voor de niet religieuze werken van schilders als Jeroen Bosch, Jan Sanders van Hermessen, Lucas van Leyden e.a. ten toon te stellen. Op deze schilderijen zien we de wereld van bordelen, schaatsende menigten, dansende boeren en ongelijke liefde. De schilders weerspiegelen de maatschappij met ironie en zelfspot. Soms moraliseren ze, maar meestal overheerst de humor. Deze schilders waren heel goede observatoren en daardoor zijn deze schilderijen zo levensecht. De eerste schilder die met het vastleggen van het dagelijks leven rond 1500 begon was Jeroen Bosch. Hij kreeg een aantal navolgers in tijdgenoten als Lucas van Leyden, Marinus van Reymerswate, Jan Sanders van Hemessen en Quinten Massys. Deze periode van boerentaferelen, feestvierders en muzikanten werd afgesloten met Pieter Bruegel de Oude. Een geliefd thema was " De Keisnijder " Dit schilderij hangt niet op deze tentoonstelling, maar in het Prado.
We zien vier personen in een weids landschap. De operatie zelf wordt gedaan door de figuur aan de linkerkant die een trechter als hoofddeksel draagt.
Volgens deskundigen verwijst deze trechter naar bedrog. De non aan de rechterzijde draagt een boek op haar hoofd, wat op zich natuurlijk belachelijk is. De patiënt zit onderuit gezakt op zijn stoel, waaraan een geldtas hangt doorboort met een dolk. De monnik naast de non heeft een tinnen kan in zijn hand en gesticuleert met zijn rechterhand alsof hij aan het delibereren is met de keisnijder.
Het bijzondere aan deze afbeelding is dat er geen kei uit de incisie wordt gehaald, maar een bloem. Deze bloem staat gelijk aan dwaasheid.
Op deze tentoonstelling hangt een groot doek met dezelfde voorstelling dat een heel ander karakter heeft. Het is een werk van Jan Sanders van Hemessen.
We zien hier een echte keisnijder aan het werk.
vrijdag 15 januari 2016
daggedicht vrijdag 15 januari
Onlangs verscheen het verzamelde dichtwerk van de voor mij onbekende dichter Patrick Conrad, geboren in 1945. Uit deze bundel neem ik het gedicht "De ratten van Frances Farmer" over.
De ratten van Frances Farmer
Ze was kleiner dan men denkt.
Dwars door de zoldering van haar cel
groeide een boom naar binnen.
Haar vraag was wat hij daar kwam zoeken.
Zag zij ook, zoals ik nu voor mijn raam,
het stof van augustus,
de draden van september voorbijkomen?
Of hoe 's nachts bleke motten
zich te pletter vliegen tegen het glas,
net als zij overdag?
Of had zij slechts oog voor haar etterend lijf,
terwijl ze vocht tegen schimmel die haar verteerde
en rechters ratten kweekten in haar hoofd?
Omdat zij sloeg en dronk.
Omdat zij zweeg en stonk
en niet meer las en niet meer was
wat ze was geweest:
Een vrouw van as en was en water,
goud - of rood - of zwartgeverfd,
de kleuren, ze ze, van het theater.
PATRICK CONRAD (1945)
UIT: DE TRANEN VAN MARY PICKFORD.
vrijdag 8 januari 2016
koorwerken
De liederen van Reynaldo Hahn behoren naar mijn mening tot de mooiste op het liedgebied en gelukkig hebben een groot aantal artiesten zowel mannen als vrouwen deze ontdekt en vastgelegd.
Dat deze van oorsprong Venozolaanse componist ook koorwerken heeft geschreven is veel minder bekend wat mag blijken uit het feit dat er nuawelijks opnamen van bestaan. Op You tube vond ik een uitvoering door een Russisch ensemble.
spechtje
2016 is uitgeroepen tot het Brederodejaar in mijn woonplaats Vianen. Door het hele jaar heen zijn er activiteit w.o. op 21 mei een muzikale happening in de Grote Kerk.
De organisatie heeft voor het aan elkaar praten van de activiteiten in genoemde kerk de hulp ingeroepen van onze nationale mopperkont Maarten van Rossum. Er is een begroting opgesteld om deze dag te bekostigen en wat schetst mijn verbazing dat bijna de helft van het bedrag opgeeist wordt door deze Maarten van Rossum. Ik had al niet zo'n hoge pet op van deze man, maar nu is hij volledig van zijn voetstuk gevallen.
Wat dat betreft is Nederland een vreemd land, dat het deze man zo veelvuldig een podium biedt om zijn zogenaamde wetenschappelijke uitspraken aan ons onwetenden te doen. Als je deze uitspraken gaat analyseren dan blijkt dat hij alleen maar de uitspraken door de "tegenpartij"gedaan tegenspreekt, maar er geen argumenten tegenover stelt. Godsdienst bestempelt hij als " gelul in de ruimte ", zonder daarvoor één argument aan te dragen. Feitelijk verschilt hij daarin nauwelijks met Wilders, die roept ook maar wat zonder het te beargumenteren of een oplossing aanreikend en dat is wat van Rossum ook doet.
Inmiddels blijkt nu wel dat hij zich dik laat betalen voor zijn optreden in de media; \het gebodene op de televisie vindt hij van bijzonder weinig niveau getuigen; maar wel zit hij een aantal keren met zijn vadsige lijf op een gemakkelijke stoel liggend bij De Slimste Mens om af en toe wat te berde te brengen. Dit programma laat juist zien hoe weinig onze BN'ers weten.
De enige die hem wat tegenspel biedt is zijn zus Sis, al gebeurt dit dan in een optreden van het gezin van Rossem die op kosten van de belastingbetaler steden een bezoek brengt.
Het is te hopen dat deze man snel van de buis verdwijnt, dan hoef ik me niet zo aan zijn geldzucht te ergeren.
Rijksmuseum Twente
de een na laatste dag van 2015 dus 30 december ben ik naar het Rijksmuseum Twente in Enschede geweest om daar de tentoonstelling Gevaar & Schoonheid te zien gewijd aan de schilderijen van John William Turner, zijn voorlopers en navolgers.
Deze tentoonstelling presenteert Turner als een schakel tussen klassiek en modern. Men heeft zijn werk gecombineerd met dat van voorgangers en erfgenamen dus van de late middeleeuwen tot nu.
De indeling geschiedde naar de vier elementen Aarde - Lucht - Water en Vuur. De eerste twee zijn te zien in Enschede; de andere twee in Zwolle. We weten dat Turner de 17de eeuwse schilders uit Nederland bewonderde bv. Aelbert Cuyp, maar ook marineschilders als Willem van de Velde de jongere (werkzaam in Londen ) en Ludolf Bakhuizen.
Willem van de Velde de Jongere schilderde dit werk - een stormachtige zee.
Ludolf Bakhuizen schildert al iets moderner zie onderstaand schilderij.
Turner reisde veel en bezocht i n 1817 en 1825 Nederland. De indrukken die hij tijdens die vele reizen opdeed, legde hij vast in een tiental schetsboeken.
Op zijn schilderijen met stormen plaatst hij de grootsheid van de natuur tegenover de nietigheid van de mens. Opvallend is de weergave van de schepen op de schilderijen van Turner; bij van de Velde en Bakhuizen worden de schepen duidelijk afgebeeld, maar bij Turner zijn ze nauweljks zichtbaar. Het accent ligt bij hem vooral op het natuurgeweld.
Hij brak hiermee met de opvatting van zijn voorgangers; zij vonden een schilderij met alleen maar de zee kunst onwaardig. Navolgers van Turner zoals bv. Mesdag en andere zeeschilders namen zijn opvatting over. Turners weergave van de kolkende zeeën d.m.v. zijn onnavolgbare verfstreken is veel reeëler dan de schematische golven zoals op de schilderijen hierboven.
Wat betreft zijn privé-leven weten we dat Turner aanvankelijk architectuur wilde gaan studeren, maar het was Thomas Hardwick jr. die hem ervan wist te overtuigen door te gaan met schilderen. Het eerste olieverfschilderij dat hij in 1796 tentoonstelde droeg de titel Fishermen at Sea.
In 1802 bezocht Turner Frankrijk en Zwitserland. Ook bezocht hij Venetië. Twee bekende Venetiaanse schilders waarvan Turner ongetwijfeld werken heeft gezien waren Canaletto en Michele Marieschi, waarvan op deze tentoonstelling een schilderij hangt. De kunsthistoricus
Michael Levy schat het werk van laatstgenoemde hoger in dan dat van de veel beroemdere Canaletto.
Hoe Turner Venetië weergaf in zijn schilderijen zien we op onderstaand werk.
Op 22 jarige leeftijd bezocht hij Walter Ramsden Fawkes in Farnley Hall, gelegen bij Otley in het graafschap Yorkshire; deze gaf hem de opdracht tot het maken van aquarellen van de omgeving van Farnley Hall. Turner voelde zich aangetrokken tot dit gebied en kwam er regelmatig terug. Een andere vriend werd George O'Brien Wyndham de derde graaf van Egremont. Deze bewoonde Petwork House in West-Sussex. Turner legde in een aantal schilderijen het kasteel en omgeving vast.
Meindert Hobbema en Jacob van Ruisdael verwerkten dit onder onderwerp op een totaal andere wijze, wat we op twee werken van hun hand kunnen zien.
Kasteel Bentheim gezien door de ogen van Jacob van Ruisdael.
Meindert Hobbema schilderde de ruine van Brederode.
Tijdens zijn verblijf in Zwitserland maakte hij ook schilderijen, waarop hij veel meer dan zijn voorgangers of tijdgenoten de grootsheid van de natuur plaatste tegenover de nietigheid van de mens.
Een tijdgenoot van hem Rudolf Koller was lang niet zo revolutionair wat we kunnen zien
in het hiernaast afgebeelde werk van deze Zwitserse schilder.
Hoe Turner het Zwitserse berglandschap weergaf kunnen we zien op het volgende schilderij.
In zijn late werken beeldt Turner alleen maar licht en ruimte uit. Uit hedendaags onderzoek is gebleken dat veel schilderijen niet af zijn. Juist in deze werken laat Turner zijn streven naar essentie zijn d.w.z. het weglaten van zoveel mogelijk details die er alleen maar voor zorgen dat de toeschouwer en de maker wordt afgeleid van die essentie.
Bijna alle mensen vinden vlammen, vuur fascinerend door de combinatie van gevaar en schoonheid. Ook Turner kende deze fascinatie; zo legde hij de brand die de Houses of Parliament in oktober 1834 vast in zijn schetsboek als toeschouwer. Hetzelfde deed hij in 1841 bij de brand van de Tower. Deze schetsen werkte hij in zijn atelier uit tot olieverfschilderijen en acquarellen.
Naast vuur als symbool van verwoesting staat vuur ook voor passie, strijd en oorlog.
Ook de zon kan de wereld in vuur en vlam zetten en een gevoel van dreiging geven, maar ook van hoop en verwachting. Turner was geobsedeerd door het licht; hij probeerde na minutieuse bestudering van lichtwerking dit licht zelf te schilderen. De zon was voor hem de eeuwigheid in optima forma.
Ik heb genoten van de tentoonstelling gewijd aan Turner in Enschede en dit artikel is daar een weerslag van
Abonneren op:
Posts (Atom)