dinsdag 4 augustus 2015

daggedicht 4 augustus 2015


Vandaag wijd ik in mijn blog aandacht aan de dichter Edward Bernard Koster. Hij wilde dolgraag bij de beweging van Tachtig horen, maar zijn gedichten werden zowel door Kloos als Van Deysel de grond ingeboord en vooral Van Deysel heeft hij dat nooit kunnen vergeven. In zijn werken liet hij dit voortdurend blijken. 
Edward werd 14 september 1861 in Londen geboren; hij studeerde klassieke talen in Leiden en promoveerde er in 1891. Vanaf 1897 werd hij leraar in Den Haag. In 1888 debuteerde hij met een bundel Gedichten. Zijn tweede bundel werd zeer negatief besproken in De Nieuwe Gids. Achteraf denk ik dat we Van Deysel gelijk moeten geven en is het niet verwonderlijk dat zijn overwegend uit natuurlyriek bestaande gedichten in de vergetelheid zijn  geraakt.
Koster hield zich ook bezig met Shakespeare en schreef  over deze grootheid een paar studies, daarnaast vertaalde hij ook toneelstukken van hem. Hij stierf 3 juli 1937 in Den Haag.

ZOMER

herinner je je nog dien zomerdag
Toen alles in de zonnejuub'ling beefde,
En weet je nog hoe plots'ling in ons leefde
Wat diep gedoken in ons wezen lag?

De warmte van Augustus dreunde als brons,
Ons beider bloed zong eend're harmonieën,
En bij ons beider harten psalmmelodieën,
Drong heel der wereld liefdewet in lons.

Ik voel den zachten druk nog van je hand.
'k Zie van je ogen nog 't lief-ernstig staren.
Ik ruik den fijnen geur nog van je haren,
En heel je zoetheid had mij overmand.

Bewaar de erinn'ring aan dien één'gen tijd.
Zoo hoop'loos kort, maar toch zoo'n eeuwigheid!




Geen opmerkingen: