Onder deze titel worden op de laatste vrijdag van de maand in het Stedelijk Museum in mijn woonplaats Vianen kleinschalige concerten gegeven. Gisteravond trad daar op het duo La Rosa bestaande uit Astrid Duran en Manito.
Het programma voor de pauze bestond uit Sefardische liederen en een tweetal liederen van Federico Garcia Lorca.
Opvallend vond ik dat de zangeres niet wist dat Sefaridische Joden een eigen taal hebben het Ladino, wat een mengeling is van Spaans en Hebreeuws. Toen de Joden in 1492 door de katholieke koning uit Spanje werden verdreven en naar de Balkan, Noord Afrika, Turkije en het Midden Oosten trokken namen ze hun taal mee.
Na de 2de wereldoorlog, toen miljoenen joden omkwamen en veel overlevenden naar Israel gingen werd het Ladino een relict-taal, omdat in Israël het nieuw-Hebreeuws of Iwriet gesproken werd, Ongeveer zo'n 200.000 joden spreken nog het Ladino.
De manier waarop het duo deze sefardische liederen zong, was ook niet juist; alles werd met een flamenco-sausje overgoten. Flamenco en deze vorm van muziekmaken dateert pas uit de 19de eeuw en heeft dus niets met de sefardiem te maken.
Manito bespeelt de gitaar zeer virtuoos en Astrid heeft zich de manier van flamenco-zingen aardig eigen gemaakt, maar het blijft een aangeleerd gebeuren en is daardoor niet authentiek. Ik vond haar ook niet gespeend van eigendunk en ze gedroeg zich als een diva; wat zij natuurlijk niet is.
Tot besluit volgt hier het gedicht van Café de Chinitas van Lorca in de vertaling van Bart Vonck
IN DE KROEG VAN CHINITAS
In de kroeg van Chinitas
sprak Paquiro tot zijn broer:
Ik ben moediger dan jij,
een betere stierenvechter en zigeuner.
In de kroeg van Chinitas
sprak Paquiro tot Frascuelo:
Ik ben moediger dan jij,
een betere zigeuner en stierenvechter,
Frascuelo paktij zijn horloge
en sprak als volgt:
Deze stier moet sterven
vóór half vijf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten