
De man hier afgebeeld is de Zwitserse componist
Othmar Schoeck, een persoon waar slechts weinig lezers van dit blog gehoord zullen hebben en ook een van de weinige aansprekende componisten die Zwitserland heeft voortgebracht.

Hij werd in het plaatsje
Brunnen aan het Vierwoudstedenmeer geboren; zijn vader was kunstschilder. Al gauw bleek dat Othmar muzikaal was aangelegd en hij ging naar Zürich waar hij zijn eerste muzieklessen kreeg bij
Friedrich Hegar en Lothar Kempter. In 1907 en 1908 volgde hij een "meesterklas"bij
Max Reger, destijd woonachtig in Leipzig. Na deze studietijd bij Reger keerde Schoeck weer terug naar zijn vaderland en bleef tot het einde van zijn leven wonen in Zürich. Daar leerde hij
Ferruccio Busoni kennen, die vanwege de oorlog zoals zoveel kunstenaars naar Zwitserland. centrum van neutraal Europa was gevlucht. Hoewel hun muzikale smaken zeer verschilden - Busoni verafschuwde bv. de liederen van
Hugo Wolff, terwijl Schoeck daar een groot liefhebber van was. - bleef hun verhouding vriendschappelijk.
Busoni wees het op het toneelstuk van
Ludvig Holberg Don Ranudo de Colibrados. Schoeck gebruikte dit libretto voor zijn opera. Rond het jaar wijzigde de componeerstijl van Othmar en ging hij bitonale effecten en polyritmiek gebruiken dit onder invloed van de pianiste
Mary de Senger, met wie hij een verhouding kreeg. Eind 1923 werd deze relatie beeindigd en als een soort vaarwel aan haar schreef hij het lied
Die Entschwundene.
Zijn opera
Das Schloss Dürande zorgde voor opschudding in zijn vaderland, dat hem verdacht van Nazi sympathieën. Deze affaire heeft hem veel schade berokkend en hij raakte geestelijk in een crisis. Als gevolg daarvan kreeg hij een hartaanval, die hij weer teboven kwam. Hij bleef componeren vnl.liederen. Van zijn 8 opera's heeft alleen
Penthisileia de tijd doorstaan en wordtnog steeds opgevoerd. 8 maart 1957 overleed Schoeck in Zürich.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten