14 augustus 1965 overleed te Ukkel een Vlaamse dichter die vooral bekend is geworden door zijn gedicht Bericht aan de reizigers, met de beginregels Bestijg den trein nooit zonder uw valies met dromen
dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.
Zit rustig en geduldig naast het open raam:
gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.
Jan van Nijlen werd geboren in de Carnotstraat 72 te Antwerpen, waar zijn vader een effectenhandel had. Hij had een zwakker gezondheid waardoor hij gedwongen was om tot zijn zevende jaar op een kostschool in Steendorp te verblijven.
Het middelbaar onderwijs volgde Jan op het door de Jezuieten gerunde Collège Notre Dame in zijn geboorteplaats Antwerpen. Hij had daarna allerlei baantjes o.a. op het kantoor bij zijn vader, als corrector, boekhandelaar en journalist. In 1911 trouwde hij met Margaretha van Fekhoven, toen de 1ste wereldoorlog uitbrak woonde hij een jaar met zijn vrouw in een pension te Apeldoorn, Bosweg 6 dat geleid werd door de moeder van Jan Greshoff. Daarna woonde het paar enige tijd in Den Haag. Ze kregen in 1916 een dochter, die de naam Sophie kreeg en in 1921 een zoon die de naam Charles kreeg. Helaas stierf deze zoon in een concentratiekamp
De rest van zijn leven woonde hij in Ukkel. Zijn vrouw stierf in 1963 en totaal vereenzaamd leefde hij daarna op een kamertje in Brussel. Tot zijn groot verdriet had hij zijn prachtige bibliotheek moeten verkopen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Nadat hij was opgenomen in het Molière-hospitaal in Brussel vanwege een buikvliesontsteking, heeft men hem nog geopereerd, maar dat heeft niet mogen baten. Hij werd 18 augustus 1965 begraven op het gemeentekerkhof te Ukkel.
Terugkerende thema's in zijn werk zijn het verlangen, de droom en de jeugd. Zijn gedichten worden gekenmerkt door het spreekvers en ook omschreven als de poëzie geworden eenvoud.
Van Nijlen was een groot liefhebber van het bier. Het opvallend was dat hij geregeld in een stamcafé kwam om daar met mannen uit de buurt, met wie hij niets gemeen had, een biertje te drinken. Geert van Oorschot vertelt daarover de volgende anecdote: Als ik met hem in een hoekje van In den Spijtigen Duivel zat, sprak hij geen woord; maar dan ineens kwam er een twinkeling in zijn ogen en zei hij " Het leven is moeilijk ". Dat was dan genoeg en een essentieel gesprek.
Ook Pierre Dubois vertelt iets dergelijks nl. dat Van Nijlen een zwijgzaam, stil mens was en dus kon het gebeuren dat zij lange tijd rokend en drinkend bij elkaar zaten zonder meer dan het hoognodige te zeggen. Maar het vreemde was dat wij ons helemaal niet onbehaaglijk daarbij voelden. Van Nijlen was ook zwijgend volstrekt onnadrukkelijk aanwezig en heerste er een sfeer van berusting, wijsheid, filosofische gelatenheid en ook ironie. Met daarbij een steeds aanwezige glimlach, met iets spottends in zijn blik.
Over zijn jeugd schreef Van Nijlen het boek "Druilende burgerij ".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten