zondag 16 december 2012

bleke roeier op weg naar de stad




vandaag het laatste gedicht van de serie gwijd aan de twee kortgeleden overleden dichters Gerrit Komrij en Rutger Kopland. Deze keer is Komrij weer aan de beur.


BLEKE ROEIER OP WEG NAAR DE STAD

Je zag een roeiboot van het Lido komen.
De roeier had een ijzeren staaf als roer,
Twee stokvissen als riemen. Door zijn lome
Slagen leek hij je teder, maar ook stoer.

Zijn aanschijn was welhaast van paarlemoer.
Zijn ogen zagen stadwaarts als fantomen,
Zijn lippen rilden woordeloos. Vervoerd
Leek hij, vervuld van welke dromen?

Je stond te kijken  op de Campanile,
Door een toneelkijker. Je adem stokte.
Hij hees zich, bleek als marmer, op de oever.

Je zag hem zwoegen. Hij bewoog zich stroever
En stroever, totdat hij uiteenviel en
Verging tot zwarte, walgelijke brokken.

GERRIT KOMRIJ
UIT       ALLE GEDICHTEN TOT GISTEREN
DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 2004
DERDE VERMEERDERDE DRUK. 

Geen opmerkingen: