dinsdag 22 oktober 2013

levensbericht 17 oktober


Onder nog altijd niet opgehelderde omstandigheden stierf 17 oktober 1973 de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann.

Zij werd in 1926 in Klagenfurt geboren als eerste kind uit het huwelijk van Mathias en Olga Bachmann. Haar vader was leraar Duits en lid van de NSDAP. Toen ze 12 jaar oud was zag ze de Duitse troepen haar geboorteplaats binnenmarcheren.
Over deze periode schreef ze in haar memoires Jugend in einer Österreichische Stadt en in de Novelle Der Franza Fall. Deze werd gepubliceerd in 1979. 
Haar eerste verhaal verscheen in de wekelijks verschijnende Kärtner Illustrierte. Ze besloot om filosofie en rechten te gaan studeren o.a. in Wenen waar ze  in 1950 haar dissertatie afsloot bij de beroemde, maar ook omstreden Martin Heidegger.

Gedurende deze periode had ze een stormachtige verhouding met de dichter Paul Celan. De twee ontmoetten elkaar in Parijs en onderhielden een briefwisseling die in een Nederlandse vertaling is verschenen. 
Gedurende de jaren 1950 tot 1953 was ze scriptschrijfster van hoorspelen bij het Radiostation Rot-Weis-Rot. In 1953 publiceerde zij haar eerste bundel gedichten die de titel Die gestundete Zeit. Deze kreeg de Groep 47 prijs. Deze groep van schrijvers en kunstenaars was begonnen met het organiseren van informele bijeenkomsten en gaf podium aan nieuwe talenten zoals Günther Grass. In 1952 kreeg Bachmann het verzoek om voor te lezen uit haar werk op een van deze ontmoetingen.

Ze ontmoette Hans Werner Henze en verliefd als ze was volgde ze hem naar Italië en woonde met hem op het eiland Ischia, Napels en Rome. In deze Italiaanse jaren schreef ze politieke columns en gebruikte daarvoor het pseudoniem Ruth Keller. Deze stukjes verschenen in de Westdeutschen
Allgemeinen Zeitung.

Rusteloos als ze was ook op liefdesgebied werd ze verliefd op de schrijver Max Frisch en hun relatie duurde tot begin 1960. In 1962 brak ze met haar voordien teruggetrokken leefstijl en werd actief op sociaal-en politiek gebied en werd lid van een comité dat oppositie voerde tegen atoomwapens.
Op 33 jarige leeftijd begon ze een nieuwe creatieve periode en werd benoemd tot docent aan de Frankfurtse Universiteit  en ze begon zich bezig te houden met Ludwig Wittgenstein over wie ze een essay schreef. Maar behalve haar tractaten en dis essay schreef ze slechts een paar gedichten.

Midden zestiger jaren ondernam ze reizen naar Egypte en Sudan. In 1960 nam ze de uitnodiging aan van Hans Mayer om samen met hem en Hans Magnus Enzensberger en Walter Jens de DDR te bezoeken.

Ze kreeg eindelijk erkenning voor haar werk o.,a. voor haar biografisch werk Das dreissigste Jahr en in 1964 kreeg ze de belangrijke Georg Büchnerprijs. Voorjaar 1973 gaf ze een aantal lezingen in Polen en bezocht daar de concentratiekampen Birkenau en Auschwitsz.

3 weken na de brand in haar appartement waarbij ze zweare brandwonden opliep, overleed ze in een ziekenhuis.

Geen opmerkingen: