dinsdag 8 mei 2012

Dirk Bogarde




Een van de beste zwart-wit films die ik gezien heb was The Servant met de acteur Dirk Bogarde, die op 8 mei 1999 in Londen overleed. Over deze film kom ik later te spreken.
Hij heette eigenlijk Derek Jules Gaspard Ulric Niven van den Bogaerde, wat natuurlijk geen naam was voor een artiest. De naam Niven was afkomstig van zijn moeder Margaret Niven, die geen aandacht aan hem schonk en hem liet opvoeden door zijn oudere zus Elizabeth en een nanny die de naam Lally droeg.
Tijdens zijn studie voor reclame-en toneelontwerper begon hij te acteren en debuteerde in 1939. Toen in 1940 de 2de wereldoorlog uitbrak ging hij in dienst en kreeg daar de bijnaam Pip. Hij waagde zich aan het maken van gedichten en een daarvan Steel Cathedrals werd zelfs in 1943 gepublicdeerd. Hij zag bij de bevrijding van Bergen Belsen de verschrikkingen van dit concentratiekamp. Na 5 jaar gediend te hebben verliet hij het leger in de rang van majoor.

Hij hervatte zijn acteercarriere en behaalde zijn eerste echte succes in de film Esther Waters; maar hij werd pas bekend bij het grote publiek door de rol van Tom Riley in de misdaadfilm The Blue Lamp. Het was de regisseur Joseph Losey die hem overhaalde om te spelen in diens film The Sleeping Tiger.

Helaas brak hij pas echt door met de rol van dokter  Simon Sparrow in de komedie Doctor at Sea, die een vervolg kreeg met Doctor at Large. Deze rol drukte hem in de rol van de charmeur en van idool van vrouwen, waardoor hij nauwelijks nog in aanmerking kwam voor serieuze rollen.

Waarschijnlijk waren het zijn ogen, die een voortdurende onderhuidse spanning liet zien die zijn aantrekkingskracht waren, wat dat betreft is een acteur als Jeroen Willems met hem te vergelijken. Je weet niet wanneer het tot een uitbarsting komt en dat maakt hem gevaarlijk en speciaal geschikt voor bepaalde rollen.

Gelukkig ontmoette hij een regisseur die zich zijn eerdere rollen herinnerde nl. Basil Dearden en hem vroeg voor de film Victim die gedraaid werd in 1961 en voor grote opschudding zorgde omdat het thema homoseksualiteit aan de orde werd gesteld. Voor Bogarde lagen nu uitdagende rollen in het vizier, maar consequentie ervan was dat vooral de vrouwen hem de rug toe keerden.

Opnieuw was het Joseph Losey die hem liet spelen in een aantal films waarin hij kon laten zien dat hij een geweldig acteur was bv. The Servant uit 1963, King and Country uit 1964 en Accident uit 1967. Tussendoor speelde hij in een andere opvallende rolprent nl. Darling van John  Schlesinger.
Critici beloonden hem met deze rollen door hem twee keer de BAFTA toe te kennen.

Julie Christie, de actrice met wie hij in Darling had gespeeld, wilde dolgraag dat Bogarde de rol van Dr.Zhivago zou spelen, maar helaas was dat niet het geval en ging deze rol naar Omar Sharif.

In de jaren daarna speelde hij nog zelden in films; hij maakte uitzonderingen voor en tweetal films van Luchino Visconti. In 1969 speelde hij mee in The Damned en in 1971 de rol van de stervende componist Gustav von Aschenbach in Dood in Venetië.
In 1974 liet hij zich overhalen om de rol van ex-nazi officier te spelen in The N ightporter van Liliana Cavani. Daarin ontmoet deze man jaren na het einde van de oorlog de vrouw die hij gebruikte als seksslavin.

De laatste twee films waarin hij te zien was, waren Providence uit 1977 van Alain Resnais, waarin hij speelde met een andere grootheid nl. John Gielgud en Despair van het enfant terrible Rainer Werner Fassbinder uit 1978.

In 1990 draaide hij zijn laatste film Daddy Nostalgie met als tegenspeelster Jane Birkin.

Als eerste Engelse acteur werd hij gevraagd voor het voorzitterschap van de jury op het filmfestival van Cannes.
Inmiddels was Bogarde aan een tweede carriere begonnen nl.die van het schrijversschap en publiceerde hij een aantal autobiografieën en romans w.o. A Postillion Struck by Lightening.

Zijn hele leven hing de waas van het homoseksueel zijn rondom Bogarde; maar hij heeft dit nooit toegegeven. Hij heeft een relatie gehad met de Franse actrice Capucine, maar woonde een aantal jaren met zijn manager Tony Forwood, die hij nadat bij hem kanker was geconstateerd bleef verzorgen. Dit ziekteproces deed hem een groot voostander worden van Euthanasie.

In 1996 kreeg Bogarde een beroerte, die hem gedeeltelijk verlamd maakte; Ondanks deze handicap wist hij het deel van zijn autobiografie dat handelde over deze tijd van ziekte af te maken en 3 jaar later overleed Bogarde op 78 jarige leeftijd.

Geen opmerkingen: