zaterdag 14 juni 2014

daggedicht


Er zijn dichters die om onverklaarbare redenen in de  vergetelheid zijn geraakt, tot die categorie behoort H.W.J.M.Keuls. Hij werd geboren op 19 mei 1883 in Obdam; helaas stierf zijn moeder toen hij slechts één jaar was. Hij werd gelukkig voor hem opgevoed door zijn grootouders en twee ongetrouwde tantes. Ondanks dat hij dus constant met oude mensen te maken had, heeft hij zelf gezegd een gelukkige jeugd te hebben gehad.
Zijn vader en Henricus konden moeilijk door één deur. Na zijn rechtenstudie in Utrecht, vestigde hij zich als advocaat in Amsterdam. Hij trad er in het huwelijk met Emma Schuur. Hij behoort tot de Generatie van 1910 en schreef bezonnen, weemoedige naar mystiek neigende gedichten. In 1962 kreeg hij de PC Hooftprijs. De bekende criticus was niet zo gecharmeerd van zijn gedichten die hij té onpersoonlijk vond.

IK ZIE DE KAMER WAAR MIJN VADER LAG

Ik zie de kamer waar m ijn vader lag
Doch weet de kleur van het behang niet meer,
Het was een wezenloze winterdag,
Een wit gordijn ging zachtjes heen en weer.

Zo langzaam had de ziekte hem verteerd
Dat niemand aan zijn sterven heeft gedacht;
Hij had nog pas gecijferd en beheerd;
Toen brak een draad en was 't opeens volbracht.

Mijn jeugd was van zijn vroomheid afgewend
En kon zich aan zijn deugden niet verwarmen,
Hij deed zijn plicht en bad God om erbarmen
Maar bleef mij vreemd als een dof instrument.
Toch nam hem eens mijn moeder in haar armen,
Mijn blijde moeder die 'k niet heb gekend.

UIT:        VALSCHERM

De Ceder  uitgave J.M.Meulenhoff Amsterdam




Geen opmerkingen: