maandag 16 juni 2014

daggedicht


Welke lezer van Spechtiania kent de Vlaamse dichter Herwig Henssen? Ik vermoed dat er niet veel gedichtenlezers zijn die ooit een bundel van deze man gelezen hebben. Zelf heb ik de bundel De Appelboom in mijn bezit, maar moet eerlijk toegeven dat het pas onlangs is geweest dat ik me enige tijd in deze door Meulenhoff in de serie De Ceder uitgegeven bundel verdiept heb. Herwig werd op 22 januari 1917 in Antwerpen geboren en overleed in zijn geboorteplaats op 24 mei 1989. Zijn vooropleiding had niets met literatuur te maken; hij studeerde nl. wiskunde. Stond aanvankelijk onder zeer grote invloed van Karel van de Woestijne, maar in zijn latere bundels heeft hij een eigen toon gevonden en geeft hij er vooral blijk van dat hij zijn eigen beperkingen aanvaardt.

Ik ben geen berk, waar vogels in fluiten,
geen populier vol bladgeruis,
ik ben een stoel achter de ruiten,
ik ben een muus, een huis.

Boomgaard en veld liggen als uitgesneden
onder veel afstand en veel sleur.
Ik ben een gang, een laatstre trede,
ik ben een toeƫ deur.

Maar in de roerloosheid van mijn bezinnen,
blijf ik vol grage sappen staan,
hemel waait door mijn ogen binnen,
wind slaat mijn adem aan.

En in het woord dat mij wordt ingegeven,
bijt ik mijn dubble wortel bloot:
belofte van uitbundig leven,
bedreiging van de dood.

 
 

Geen opmerkingen: