donderdag 14 juni 2012

Ernst van Altena




Sommige mensen lijden aan pseudologia fantastica, dat is meer dan het vertellen van sterke verhalen, maar een onbeheersbare drang om verzonnen verhalen als waar gebeurd voor te stellen. De man of vrouw die het betreft construeert stukken van zijn biografie.
Voorbeelden hiervan zijn Friedrich Weinreb, Boudewijn Büch en Tara Singh Varma. Tot dit rijtje behoort helaas ook de man aan wie ik dit levensbericht wijdt nl. Ernst van Altena die op 14 juni 1999 overleed in Landsmeer.

In het gezin van Altena waren nog twee broers, nl. Ferdinand en Rob. De ouders waren overtuigde sociaal democraten. Van Altena heeft in talrijke intervieuws beweerd dat hij op jonge leeftijd net als zijn idool Francois Villon in zijn jeugdjaren een zwervend bestaan heeft geleid en op goed geluk naar Parijs is gegaan om daar als jazz-muzikant zijn brood te verdienen en om te gaan met broemde mensen als Boris Vian, Juliette Gréco en Georges Brassens.

Bovenstaand verhaal is niet waar, want Ernst speelde op jonge leeftijdgeen klarinet en hij heeft over de driejarige HBS 4 jaar gedaan. Pas in het jaar 1952 en 1954 wordt zijn naam genoemd in het Jazz-archief en is bekend dat hij alleen heeft meegespeeld in amateur-jazzorkestjes.
Om toch brood op de plank te hebben had hij diverse baantjes w.o. assistent bij het eensmanszaakje van zijn vader en bij de filmer Louis van Gasteren.

Hij trouwde met een vrouw die een groot Francofiel was en die hem de liefde voor de Franse taal heeft bijgebracht en in 1955 maakte hij zijn eerste vertalingen van chansons van o.a. Guy Béart en Gilbert Bécaud.

Van Altena was heel tegenstrijdig in zijn waardering voor Brel en Brassens. Dan weer vond hij de teksten van Brassens veel klassieker dan die van Brel; dan weer stelde hij die van Brel als vleesgeworden poëzie voor.

Zakelijk gezien was hij zeer slim, want hij sloot met Jacques Brel een contract, waarin hij het auteursrecht kreeg over alle vertalingen van liedjes van Brel, ook als die vertalingen door andere vertalers werd gedaan. Ivo de Wijs, Willem Wilmink, Lennaert Nijgh en Peer Wittenbols hebben daar de gevolgen van ondervonden. Want zij moesten over hun vertalingen afdracht doen aan van Altena.

Van Altena heeft altijd beweerd dat hij voorzitter is geweest van de Vereniging van Letterkundigen. maar dat berust op een fantasie; wel is hij 4 maanden penningmeester van deze instantie geweest.Wel was hij directeur van het auteursrechtenbureau SEBA, maar moest zich als zodanig terugtrekken nadat hij beschuldigd was van er ook een eigen auteursbedrijfje te hebben.

We weten het niet zeker, ,maar Van Altena moet wel hulp hebben gehad bij al zijn vertaalwerk. Want het is voor één persoon onmogelijk om in een periode van 11 jaar alleen één boek per weken te schrijven, maar in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek staan liefst 150 titels van hem vermeld.

Over zijn vertaalwerk zelf wordt ook niet altijd even positief gesproken; vaststaat dat hij prachtige vertalingen heeft gemaakt, maar het kan niet anders dan dat er ook veel haastwerk tussen zit met zo'n enorme produktie.




Geen opmerkingen: